Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8028

Datum uitspraak2007-10-25
Datum gepubliceerd2007-11-16
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 07/2461
Statusgepubliceerd


Indicatie

Er is een bouwvergunning verleend in strijd met de woonbestemming aangezien in dit geval geen sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht Registratienummer: AWB 07/2461 Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: 1. [A], eiser, wonende te [woonplaats], gemachtigde: mr. L.P.W. Mensink, 2. [B], eiser, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum, verweerder, alsmede de Stichting Dr. Leo Kannerhuis, partij ex artikel 8:26 van de Awb, te Doorwerth (hierna: vergunninghouder), gemachtigde: mr. I.E. Nauta. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 31 mei 2007. 2. Procesverloop Bij besluit van 15 september 2006 heeft verweerder aan vergunninghouder een reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een woongebouw met bijgebouw op het perceel plaatselijk bekend als [Perceel] te [woonplaats]. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Bij schrijven van 29 juni 2007 heeft vergunninghouder zich gesteld als partij in het geding. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 18 september 2007. Eisers zijn aldaar in persoon verschenen, eiser [A] bijgestaan door zijn gemachtigde mr. L.P.W. Mensink, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A.J. Blankert, ambtenaar der gemeente. Namens vergunninghouder is verschenen [C], bestuurder van de stichting, bijgestaan door de gemachtigde mr. I.E. Nauta, advocaat te Arnhem, B. Sauer, adviseur, en J.J.J.M. van Rooij, architect. 3. Overwegingen Het op te richten woongebouw is gepland op een gedeelte van het terrein waar het Dr. Leo Kannerhuis, een instelling ten behoeve van de huisvesting en behandeling van autistische jongeren, is gevestigd. Het bouwplan ziet op de huisvesting in gezinsvervangend verband van twaalf van deze jongeren. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het onderhavige bouwplan wat betreft omvang en gebruiksfunctie past in zowel het bestemmingsplan “Oosterbeek 1983”, als het (nieuwe) bestemmingsplan “Oosterbeek-Zuid 2006”. Het beoogde gebruik valt binnen de bestemming Woondoeleinden, dan wel Wonen. Vergunninghouder heeft aannemelijk gemaakt dat het woongebouw conform de bestemming zal worden gebruikt. Er is sprake van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De begeleiding van de bewoners richt zich op het organiseren van gezamenlijke activiteiten en indien gewenst het bieden van assistentie. De bewoners hebben een eigen kamer, zijn overdag op een andere locatie, koken in het weekend zelf en bepalen hun eigen leefritme. Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en hebben zich op het standpunt gesteld dat het gebruik dat vergunninghouder wil gaan maken van het bouwwerk strijdig is met de bestemming wonen. Het voorgenomen gebruik ziet namelijk op een woonvorm waarbij dag en nacht begeleiding aanwezig is, en die onderdeel uitmaakt van de therapeutische behandeling van de patiënten. De patiënten zijn verre van zelfstandig, aldus eisers. De verleende vergunning voorziet in een forse uitbreiding van het Dr. Leo Kannerhuis tot een psychiatrisch ziekenhuis midden in een woonwijk. De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het bestreden besluit het bestemmingsplan “Oosterbeek 1983” van kracht was. Gelet op het bepaalde in artikel 56b, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, is het bestemmingsplan “Oosterbeek-Zuid 2006” immers pas in werking getreden na de beslissing van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 augustus 2007 op het verzoek om voorlopige voorziening van R.F. van ‘t Hoff ten aanzien van het besluit tot goedkeuring van dit bestemmingsplan. In dit geding is de vraag aan de orde of het voorgenomen gebruik in strijd is met het bestemmingsplan “Oosterbeek 1983” (verder: het bestemmingsplan). Ingevolge het bestemmingsplan heeft het betreffende perceel de bestemming Woondoeleinden. Voor de vraag welk gebruik onder deze bestemming is toegestaan is, gelet op artikel 3 van de voorschriften, in samenhang met artikel 1, aanhef en onder n en o van de voorschriften, van belang dat ingevolge artikel 1, aanhef en onder m, van de planvoorschriften onder “woning” wordt verstaan: een gebouw of een gedeelte van een gebouw, blijkens constructie en inrichting dienende voor bewoning door één of meerdere personen. Het begrip “bewoning” is niet in de planvoorschriften gedefinieerd. Naar vaste jurisprudentie van de ABRvS kunnen ook minder traditionele woonvormen dan een gezin onder het begrip “bewoning” worden begrepen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning. In hoeverre in het geval van de huisvesting van de autistische jongeren kan worden gesproken van nagenoeg zelfstandige bewoning, zal moeten worden beoordeeld aan de hand van de wijze waarop van het op te richten gebouw gebruik zal worden gemaakt. Partijen verschillen daarover van mening. Eisers hebben met name gewezen op het advies van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen van 19 september 2005, en de daaraan ten grondslag liggende aanvraag van vergunninghouder van 10 maart 2005 (inclusief de daarbij behorende CARE Verklaring). Uit deze stukken zou – samengevat – blijken dat sprake zal zijn van intensieve begeleiding van de jongeren, en dat in het woongebouw ook therapie zal worden gegeven. Verweerder en vergunninghouder hebben daartegenover gesteld dat de genoemde stukken, gelet op de doelstelling daarvan, te weten het verkrijgen van gelden voor het bouwplan, minder geschikt zijn om het voorgenomen gebruik uit af te leiden, en dat de plannen bovendien wat zijn gewijzigd. Zo is bijvoorbeeld afgezien van het oorspronkelijke plan om het woongebouw ook voor therapie te gebruiken. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende reden is om aan te nemen dat het gebruik van het woongebouw zal afwijken van hetgeen, met name door vergunninghouder, in de stukken en ter zitting dienaangaande is aangegeven. Volgens vergunninghouder is sprake van begeleid wonen van jongeren van 14 tot 23 jaar die overdag niet in het gebouw verblijven maar elders therapie of onderwijs volgen. Er vindt in het gebouw zelf nagenoeg geen therapie plaats. Wel is er een prikkelarme ruimte (PAR) waar bewoners naar toe kunnen om tot rust te komen. In het gebouw is van 07.00 uur tot 23.00 uur begeleiding aanwezig. ’s Nachts wordt toezicht gehouden vanuit een ander gebouw op het terrein van vergunninghouder. Indien nodig kan een slaapwacht aanwezig zijn in het woongebouw. Volgens vergunninghouder is de begeleiding onder andere nodig vanwege de leeftijd van de jongeren; de jongere kinderen kunnen niet alle facetten van het wonen zelfstandig verrichten. De bewoners eten gezamenlijk per groep, en maken gebruik van de gemeenschappelijke voorzieningen in het woongebouw. Door de week wordt het eten verzorgd door de keuken van de instelling (elders op het terrein). Het woongebouw wordt schoon gehouden door de instelling. Gelet op de mate waarin de jongeren begeleid worden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van nagenoeg zelfstandige bewoning. Daarbij wordt van belang geacht dat de gehele dag begeleiding aanwezig is en dat ook ’s nachts toezicht wordt gehouden. Het is begrijpelijk dat begeleiding aanwezig is voor jongeren van 14 tot 18 jaar, die normaal gesproken in een gezinssituatie leven. Dit geldt echter niet voor bewoners van 18 jaar en ouder, waarvan normaal gesproken verwacht mag worden dat zij zelfstandig, zonder begeleiding, kunnen wonen. Daarnaast blijkt dat de jongeren voor een substantieel deel (eten gedurende het grootste deel van de week, schoonhouden van het woongebouw) afhankelijk zijn van de ondersteunende diensten en centrale voorzieningen van vergunninghouder, hetgeen evenmin duidt op zelfstandigheid. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat in het geval van de huisvesting van de autistische jongeren niet gesproken kan worden van nagenoeg zelfstandige bewoning. Het voorgenomen gebruik van het onderhavige perceel is daarom in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser [A] gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 322,- aan kosten van rechtsbijstand (zitting, 1 punt). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit. veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser [A] ten bedrage van € 322,- en wijst de gemeente Renkum aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; bepaalt dat de gemeente Renkum aan eisers het door hen betaalde griffierecht ad € 143,- vergoedt. Aldus gegeven door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.M.E. de Man, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2007. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Verzonden op: 25 oktober 2007